Mijn jongen speelt gitaar. Hij zit op een hele rare muziekschool. De leraren van deze muziekschool kunnen geen noten lezen, doen alleen aan rockmuziek. Ze krijgen geen subsidie. Ze hebben een kale etage betrokken in een vierkante doos op een sinister bedrijventerreintje. Ik weet niet of die dingen iets met elkaar te maken hebben, ik bedoel de subsidie en de rockmuziek. Als je geen subsidie krijgt ben je misschien gedwongen rockmuziek te onderwijzen - en om rockmuziek te spelen, op bruiloften en bedrijfsfeestjes. Dat laatste weet ik zeker.
De leraren zijn er cool, op het griezelige af. Ze hebben tribal tattoo’s in hun nek en spelen in bandjes (voor op bruiloften & bedrijfsfeestjes) waar de zangeressen altijd boos uit weglopen. Ze praten daar ook vaak over, over die zangeressen. Ze wisselen magic handshakes uit die mij moeilijker te onthouden lijken dan de drie-akkoorden liedjes die zij op genoemde breifeestjes en bedruiloften weghakken.
Ik durf eigenlijk niet eens gewoon ‘goedenavond’ te zeggen op die muziekschool. Er lopen kale mannen van vijftig plus rond die er drumles nemen, en bij binnenkomst een high five incasseren van de drumleraar. “Yo man, dude” zeggen ze er op joviale toon bij. Het is een ontroerend gezicht. Maar ik begin er niet aan. Mijn zoon trouwens ook niet, maar dat is een verlegen druiloor. Verlegen druiloren die gitaar spelen (en geen noten kunnen lezen), daar loopt het slecht mee af – kijk naar Kurt Cobain. Maar dit terzijde. De leraren op mijn zoons muziekschool heten Ron, Tony en Bud. Ze dragen T-shirts met namen van bands die ik wel ken maar hier niet opschrijf omdat ik dan allerhande gespuis naar mijn blog trek.
Ach, ik wil heus niet beweren dat een gitaarleraar die er nu eens niet uitziet alsof-ie al een maand of wat dood is, die geen ruitjesoverhemden draagt en niet uit zijn mond ruikt naar de knoflook die hij de avond ervoor medicinaal over zijn likdoorns heeft uitgewreven, dat zo iemand geen goede leraar kan zijn. Ik zeg alleen dat ik de kans kleiner acht. Dat komt omdat ik geloof dat muziek maken veel meer te maken heeft met het gevoel te falen – met het besef er nét niet bij te kunnen - dan met dit gemakzuchtige vertrouwen in eigen eeuwige jeugd en cool. Bij dit grote falen hoort dat je je het apelazarus studeert op dat weerbarstige notenschrift, toonladders speelt en andere vormen van zelfkwelling ondergaat die je misschien een sleutel in handen geven tot de geheimen die verborgen liggen in de allermooiste en moeilijkste muziek. Maar dat het evengoed vergeefs kan zijn. Dat is wat ik denk.
Maar ik ben ook niet helemaal normaal.