Hoera! We gaan vandaag aan kunst doen. De hele dag zijn er workshops,
voorstellingen en concerten op mooie locaties in de stad, voor alle
vierdeklassers uit Leiden en omstreken. Het is de leukste dag van het jaar. Of
de verschrikkelijkste. Je weet nooit hoe het uitpakt.
Ik begin vandaag met kleien. Kleien is altijd goed om mee te
beginnen. Na een uurtje kleien is het makkelijker om een uurtje stil te zitten
in de Schouwburg. De omschrijving van de workshop is wel een beetje griezelig: “Samen,
in groepjes van tien, ga je een droomwereld kleien.” Binnen drie minuten hebben
alle jongens een penis gekleid. Tien minuten later zijn het borsten geworden,
daarna wordt de droomwereld gelukkig abstracter van aard. Na afloop staat er een
kunstwerk dat nog het meest weg heeft van een ontplofte bruidstaart. De
leidster vindt het, tot verbazing van de kinderen, ‘prachtig’ en ‘boeiend’ en
vertelt ook waarom. Ik controleer ondertussen het plafond en de verwarming op
achtergebleven stukjes klei.
Dan gaan we naar een tango-band luisteren in de popzaal. De
band speelt erg goed, iedereen is stil, alleen een paar knapen achterin zitten
te donderjagen. Ze zijn niet van onze school, maar dat maakt geen verschil. Ik
haal een van de knullen uit zijn stoel, verwijs hem naar een plek vooraan en ga
zelf tussen de twee andere raddraaiers in zitten. Zo. Drie kwaaie koppen op een
rij die luisteren naar een tango-band. ‘Nu spelen we een Nocturne’ zegt de
violiste van de band. ‘Die ken ik!’ roept iemand. Naast me zit mijn nieuwe
vriend inmiddels een spelletje op zijn telefoon te doen. Maar hij is stil, meer
kan ik niet doen. ‘Ten slotte spelen we een walsje,’ zegt de violiste, ‘terwijl
jullie rustig weggaan.’ Binnen een minuut is de zaal leeg. Vrijheid, daar kan
geen walsje tegenop, en ook geen tango.
Aan het einde van de dag zien we in de Schouwburg een
gedurfde voorstelling van twee jonge acteurs die een ogenschijnlijk hechte vriendschap
tussen een Arabier en een Jood langzaam laten ontsporen. Ze lopen over het
toneel in een broek met drie pijpen. Goed gedaan, actueel, geestig. Alleen
duurt het te lang. Het spel zakt in, en de aandacht van het volk om mij heen
ook. Twee rijen voor me zit een knul met een telefoon aan zijn oor. Hij is ook niet
van mijn school, maar na het lauwe applaus grijp ik hem toch beet. ‘Ben je
besodemieterd!’ weet ik uit te brengen. ‘Sorry meneer,’ zegt hij doodkalm. ‘Mijn
moeder belde, ik zei nog dat ze moest ophangen.’
Bij de uitgang van de Schouwburg staat een meisje. Ze kijkt op
haar plattegrond, en dan naar mij.
‘Meneer?’ vraagt ze. ‘Moet ik hier kleien?’