Vorige week kwam het rapport van de Onderwijsinspectie uit. Het
hakte er weer in. U kunt zich de bedrukte stemming in de lerarenkamer wel
voorstellen. Iedereen zat naar elkaar te loeren, tenminste, wie boven zijn
wallen uit kon kijken want menigeen had er natuurlijk een slapeloze nacht
opzitten. Ik denk dat zo’n veertig van ons daar zaten, zwijgend boven de koffie
om kwart over acht. Wij wisten: tien van ons kunnen het niet. Het had in alle
kranten gestaan. Een kwart van alle leraren bestaat uit knoeiers. Wie van ons
waren het?
Een montere gymnastiekdocent vroeg of iemand gisteren de
voetbalwedstrijd had gezien. Je zag de anderen denken: Dat is er alvast één.
Want welke knuppel kijkt er nu naar een voetbalwedstrijd als het nieuwe rapport
van de Onderwijsinspectie net verschenen is?
Ik heb het gelezen, het rapport. Er stond van alles in, maar
ook dit: 72% van de docenten op het havo beheerst de basisvaardigheden van zijn
vak - uitleggen en orde houden. Het klonk eigenlijk als goed nieuws. De kranten
schreven het anders op: een derde van de leraren presteert onder de maat.
Dat het zo in het nieuws zou komen wist inspecteur-generaal
mevrouw Roeters natuurlijk best. Toch laat ze in haar slotwoord weten dat ze
het beste met ons voor heeft. Ze hoopt dat het rapport een ‘inspiratiebron is
voor leraren.’ Nou en of generaal, wij vatten nieuwe moed. U staat immers
achter ons, een kilometer of vijftig. Wat ik mij afvraag: de troepen van de
inspecteur-generaal, deugen die eigenlijk wel? Of is ook van hen één derde
onbekwaam? Het zou gemakkelijk kunnen – zij worden nooit gecontroleerd dus
misschien is het percentage knoeiers daar wel veel hoger.
Er zullen altijd leraren blijven met ordeproblemen. Daar
helpen geen drieduizend rapporten aan. Autoriteit staat in ons land constant
ter discussie – dit maakt het leraarschap tot het moeilijkste vak dat er
bestaat. Weet u hoe ik het gered heb? Door aardig te zijn, altijd geduldig,
altijd lachen, zodat ze wisten: hij staat aan onze kant. Nu gaat het trouwens
beter. Nu ben ik een Terminator. Soms loop ik gewoon de klas uit, dan grom ik:
‘I’ll be back’. Als ik terugkom,
meestal met koffie, kan je een plectrum horen vallen. Maar ooit hoorde ik, denk
ik, tot dat falende kwart dat in de krant stond.
Misschien moeten we het die kinderen af en toe gunnen, zo’n
leraar die geen orde kan houden, zo’n excentriekeling die van de zenuwen
krijtjes eet, die blind van woede mobieltjes uit het raam gooit. Zo’n
antiautoritaire lieverd die Schubert zingt of goocheltrucs doet die altijd mislukken.
Je kan je leven lang met weemoed terugdenken aan zo’n schlemiel, terwijl je al
die gedateerde lesstof allang bent vergeten.