Omdat ik muziekleraar ben moet ik het toch een keer hebben
over de blokfluit. Laat ik meteen duidelijk zijn: de blokfluit is een oud,
eerbiedwaardig instrument, blokfluiten zijn prima dingen. Ik heb niets tegen
blokfluiten, zolang er maar niet op gespeeld wordt.
Een muziekleraar moet een paar principes hebben, richtlijnen
die maken dat een leerling weet wat hij aan hem heeft. Ik heb er twee, de
eerste luidt: a-muzikale mensen bestaan niet, iedereen heeft immers oren aan
zijn kop. De tweede: blokfluit spelen is een activiteit voor a-muzikale mensen die
geen oren aan hun kop hebben.
Het vervelende van zulke principes is dat je er veel volk
mee tegen het hoofd stoot. In Nederland is namelijk nog altijd minstens de
helft van de musicerende inwoners begonnen met ‘Mieke hou je vast’ op een blokfluit.
‘Mensen, hou je vast,’ zeg ik altijd als er een blokfluit gaat spelen en daarna
grijp ik naar een bosje peterselie.
Ooit solliciteerde ik naar een baan als muziekdocent op een
lyceum in Oss. Het was een mooie, moderne school. De directeur vroeg mij of ik
blokfluit speelde. Ik dacht: zou dat een strikvraag zijn? De directeur ging
verder en zei dat alle brugklassers blokfluit leerden spelen in de muziekles. Ik
lachte hartelijk, want ik kom graag vrolijk over. De sollicitatiecommissie
lachte mee. Toen zei de muzieklerares dat het echt waar was. ‘O nee,’ riep ik.
‘Wat afschuwelijk!’
De treinreis durfde ik niet meer te declareren.
Nog altijd heb ik leerlingen die blokfluit kunnen spelen. Ik
gedoog dit, maar er moet bij gezegd worden dat ze in de meeste gevallen allang
tot inkeer zijn gekomen. Sommigen spelen een ander instrument, anderen willen sinds
die fluitervaring nooit meer een muziekinstrument aanraken. Geloof me,
blokfluit maakt meer kapot dan je lief is.
Mijn zoon speelt klassiek gitaar. Hij had dit weekend een
voorspeelavond op de muziekschool. Met twintig gitaristen tegelijk speelden ze hetzelfde
stuk. Dat klonk heel aardig. Twintig gitaren is soms beter dan één gitaar,
stelde ik vast. Daarna kwamen er twintig blokfluiten. Weet u wat erger is dan
één blokfluit? Ik weet het wel nu.
Mijn zoon vroeg na afloop:
‘als je een scheet in een blokfluit laat, komt er dan ook geluid uit?’
Ach, het is natuurlijk allemaal heel flauw, u hoeft het me
niet te vertellen, maar weet u wat ik nou hoop? Ik hoop dat er tenminste één blokfluitspelende
leerling in opstand komt: ‘Meneer, ik las uw stukje, dat was zeker een
1-aprilgrap.’ Of: ‘Ik heb een
blokfluit, and I’m not afraid to use it.’
Dat zou prachtig zijn. Want dit is mijn derde principe dat boven de andere twee
uitstijgt: Je kan beter blokfluit spelen dan helemaal geen muziekinstrument. Niks
spelen, dat is pas armoe.
Met excuses aan Erik Bosgraaf, de 71-jarige Trouwlezer, en alle andere briefschrijvers die zoveel plezier beleven aan de blokfluit