Het is vijf voor
half zeven. Ik zit nu al geruime tijd klaar, alles bij de hand: telefoon,
cijferlijst, A4’tje met telefoonnummers. Voor het eerst in mijn carrière ben ik
mentor van een aantal examenleerlingen, en nu valt mij dit erebaantje toe: ik
mag de geslaagden bellen. Om half zeven. Geen minuut eerder. Vier jongens. Ik
ben de brenger van het beste nieuws uit hun leven tot nu toe, en ik ben
nerveus.
Misschien voel ik de spanning die zij nu voelen, met de hele familie
zitten ze natuurlijk met samengeknepen billen rond de telefoon, al een uur. Wie
in dat uur gebeld is, is gezakt.
Dit is de belangrijkste dag van het jaar. Het
hele jaar hebben wij toegewerkt naar dit toneelstukje. Alles is voorbereid,
alles loopt volgens het script. Wij zijn nauw met elkaar verbonden. Alleen het
Grote Weten en Niet-weten scheidt ons. Ach, die jongens. Op dit moment zijn het
nog leerlingen van me. Na mijn belletje niet meer, dan zijn het oud-leerlingen,
voor de rest van mijn leven. Nee wacht, leven of dood maakt niet uit, dat is
het aardige. Oud-leerlingen blijven het.
Nog twee minuten. Ik controleer de
telefoon. Dat had ik eerder moeten doen, de indicator van de batterij geeft een
flinterdun streepje aan. Hoe krijg ik dat nou weer voor elkaar! Ik moet reusachtig
belangrijke telefoontjes plegen met een toestel dat ieder moment kan uitvallen (‘Hallo
met Martijn.’ ‘Ja hoi, met Gerwin, je bent ge... tuut-tuut-tuut.’).
Half zeven. Opgewekt
klinken, niet té. Uitbundigheid aan hen overlaten. Zouden ze eigenlijk wel zelf
opnemen? Ik wil nu beslist geen moeder of zesjarig zusje aan de lijn...
‘Met Marius.’
‘Hoi Marius, van harte
gefeliciteerd, je bent geslaagd.’
‘Ja, dat dacht ik al...’
Even ben ik sprakeloos.
‘Eh, je hebt één vijf, verder zessen,
en je ‘dacht het al’?’
‘Ja, want het is toch half zeven?’
Punt voor Marius.
Ik hang snel op, want de anderen wachten ook in spanning.
‘Met Juul. Geslaagd jongen!’
‘Ooooooooh, yes!’
Gebrul op de
achtergrond. Hebben ze de hele buurt uitgenodigd? De telefoon geeft een scherpe
piep in mijn oor. De batterij! Ik groet Juul hartelijk. Hij is hoorbaar
geëmotioneerd, maar ik kan er niet bij stilstaan, de boodschapper moet verder.
Het is werk. Wietze. Blij, maar droog als altijd. Piep zegt de telefoon. Dan
Teun. Teun, onze sterzanger die naar het Conservatorium gaat. Ook hij neemt
zelf op.
‘Zooo, hèhè, ik dacht al: wanneer
belt-ie nou eens!’
De telefoon piept
nu om de twee tellen. Snelle felicitaties, door het gepiep heen. Geen idee of
hij er iets van verstaan heeft.
Het is tien over half zeven. In vier
woningen heb ik het bal geopend. Ik pak een biertje. De boodschapper brengt een
eenzame toast uit op zijn oud-leerlingen.