Een hoogst enkele keer komt het voor dat ik echt uitkijk naar het achtuurjournaal, dat ik bijna niet kan wachten. Meestal is dat op een dag dat wij ons in onze brakke regenput – waar het overigens ook flink kan waaien – kunnen verheugen in Weer dat Er Toe Doet. Weer dat ons dwingt het serieus te nemen. Het journaal is op die dagen een baken, de lat waar wij ons eigen ongemak aan meten. Eerst staan de treinen stil, dat is het eerste teken, dan de bussen, vervolgens blijven alle kisten aan de grond, geeft de ANWB negatieve reisadviezen, vragen de taxi’s het tienvoudige voor een ritje, valt de stroom plaatselijk uit, ligt het telefoonverkeer plat, sluiten de winkels, wordt geadviseerd binnen te blijven, warme dekens te zoeken en in de kelderkast te gaan zitten. Tenslotte worden zelfs voetbalwedstrijden in de eredivisie afgelast.
Dat was zondag. Heerlijk. Wij keken naar het journaal – het beeld bewoog naar alle kanten, het was duidelijk dat het ieder moment afgelopen kon zijn. Beelden van gekantelde camions, zwaailichten in alle kleuren, van de weg geraakte strooiwagens, en niet te vergeten: de gestrande reizigers – kleine pareltjes van vraaggesprekken, de een toont zich opstandig, de ander berustend (onze sympathie gaat steevast uit naar die laatste). Het leed van barre weersomstandigheden is het enige leed waar ik met openlijk plezier naar kijk. Dat komt omdat ik er deel van uitmaak, van dat leed. Ik heb ook in de trein gezeten, of in de file gestaan, of ben gevallen met de fiets op een opgevroren bruggetje. Ik stond mijn mannetje, en ik heb overleefd. Denk erom, wij hadden het ook niet gemakkelijk, dames en heren van het journaal! Kijk, valt er een bom op het huis van de buren, dan ben jijzelf als bij toverslag veranderd in een winnaar, zonder dat je het recht op medelijden verliest. Zo moet het zijn.
Wij gingen sleetjerijden op de Bult, een fietscrossterrein tussen de rafelranden van de stad. Op de terugweg werd mijn kleine meid (5) niet lekker van de kou, en ik droeg haar een kilometer lang op de arm, langs het kanaal met de wind vol op mijn smoelwerk. Fluimen sneeuw bleven in mijn wimpers plakken, sommige drongen in mijn ogen. De weg zag ik niet meer, tot tweemaal toe was ik één pas van een val in het kanaal verwijderd. Ik zag de brug pas toen de weg al begon te stijgen en in mijn kuiten te happen. Ik voelde mij euforisch: dit is wat ik verlang van de winter, dit is wat ik wil dat hij mij geeft. Er bestaat even niets anders dan dit: kou, wind, sneeuw, een wereld die alle geluiden dempt, die alle verlangens smoort behalve deze: thuiskomen.
Later op de middag hield het op met sneeuwen en maakten we een sneeuwengel in de achtertuin, bij wijze van dankoffer. Daarna was het wachten op het achtuurjournaal.
Mooie engel!
BeantwoordenVerwijderenHeb er ook een gemaakt, maar dan in de variant van de zandengel :-)
Zij die gaat fietsen groet u!
slotyphe
(is een mooie)
Op naar de Elfstedentocht, ( Die film erover lijkt me echt iets voor jou!)
BeantwoordenVerwijderenGelukkig voor mij woont de Hoogsthoogzwanger op kluunafstand van my home..
Dacht nog aan jou, en aan de vast ook heel gladde brug naar 't vasteland. "Kluunafstand" heeft voor mij inmiddels een heel andere betekenis gebleven sinds die gast een miljoen boeken verkocht heeft.
BeantwoordenVerwijderenJa, die Kluunafstand met hoofdletter K halen we niet meer in...
BeantwoordenVerwijderenHier is de DIJK mijn grootste vijand, van de brug maakten ze een aquaduct:)
Het enige woord dat onsmakelijk blijft hangen is de fluim, die rijmt bij mij niet op sneeuw...
Hahaha, Kluunafstand!! Laat je nooit ontmoedigen hoor. Nog één: het gras is altijd Gruner aan de andere kant van de berg. Ook behoorlijk op afstand, vooral tijdens de L. de Winter.
BeantwoordenVerwijderenTrouwens, wat mij betreft mag er boven je blog staan:
Gerwin van der Werf
Schrijft
want zo is het.