Kijk, daar is Eva. Ziet u haar lopen? Ze valt niet zo op,
vandaar dat ik even wijs. Ze is dertien, ze is niet echt dik maar loopt toch
een beetje waggelend, alsof ze met boodschappen sjouwt. Ze kijkt vermoeid naar
haar klasgenootjes, dunne sprieten die allemaal op dansles zitten en die
gewichtloos lijken. Met geen van hen is ze dikke vriendinnen. Er zijn een paar
jongens die zich bij vlagen over haar ontfermen, volgens mij met eerzame
bedoelingen, al weet je dat nooit zeker.
Ik geef haar te weinig aandacht, denk ik. Die anderen, die dansmariekes,
hebben altijd wel wat aardigs, ze spelen piano, zingen mooi, doen bevallig en
cirkelen als meeuwen om iedereen heen die hen wil voeren. De jongens steken onderwijl
met stompe voorwerpen in elkaars armen, schuiven razendsnel etuis rond als
volleerde croupiers. Eva zit daar gewoon en ik weet niet wat ik tegen haar moet
zeggen. Beetje glimlachen. Daarna weer een jongen terug op zijn stoel duwen en
de orde herstellen. Van Eva heb ik nooit last. Ze zit stil te wachten, iedere
les op dezelfde manier, rechtop, alsof ze verwacht dat er vandaag iets
bijzonders gaat gebeuren.
Vorige week kreeg ik ineens een mailtje van haar mentor,
gericht tot alle docenten. Eva’s ouders willen haar naar een andere school sturen
als ze dit jaar blijft zitten. En of we dat stil willen houden, want Eva weet nergens
van. Eva ziet het niet, de zwarte donkere lucht boven haar hoofd.
Een dag of drie later zit ze weer in mijn klas. Kaarsrecht. Ik
introduceer een nieuwe opdracht, op warrige wijze, en probeer zoals
gebruikelijk mijn warrigheid te compenseren met enthousiasme. Even later sta ik
naast Eva bij een keyboard. Ik leg uit hoe ze drie akkoorden moet spelen, C, D
mineur en Bes. Bes is lastig. Haar vingers bewegen houterig, ze drukt de
toetsen in alsof ze veerkracht van een matras test. Dan zie ik haar nagellak.
Al haar vingers heeft ze wit gelakt, en in iedere witte nagel heeft ze met
zwarte lak een muzieknoot getekend.
Bij het uitgaan van de les schrijft ze iets met haar vinger
op het bord. Ze tekent in het vaalwitte laagje krijtstof. Daarna loopt ze snel
weg. Het is niet goed te zien, ik kom dichterbij. Er staat ‘I love music.’
Ik denk: ‘Het is mooi, maar het komt niet door mij. Het zal
bij de andere vakken wel heel slecht gaan. Of iets dergelijks.’ Zo probeer ik
mijn trots te onttakelen, mijn ontroering het hoofd te bieden, en de aandrang
dat meisje te beschermen te wantrouwen. Maar het lukt me niet.
Het is een goede
dag.
Leuk geschreven! :)
BeantwoordenVerwijderen