Een meisje uit de derde klas stak in de pauze haar hoofd om
de deur van de koffiekamer. ‘Zie je iets?’ vroeg een ander kind, dat zich
schuilhield achter haar. Het meisje keek in de richting van de L-vormige
doorzitbank waar alle gymleraren zitten, slaakte een fraai gilletje en riep:
‘Ik heb ze gezien! Ze zitten er allemaal. Ik heb de Big Five gespot!’
Dit is enige tijd geleden. Ik zat aan een tafeltje vlakbij,
met de kunstsectie, een groepje warhoofden die om de haverklap weglopen om
buiten te gaan roken. Ik vond het een mooie vondst, van die Big Five, alleen was
ik bang dat wij kunstbroeders nog het meest zouden lijken op een paar suffende
gnoes die de kudde kwijt waren.
Maar er is iets veranderd. Ik heb nieuw aanzien verworven
bij de Big Five. Dat komt omdat ze in de gaten hebben gekregen dat ik aardig
kan wielrennen. Afgelopen weekend reed ik samen met gymleraar Michiel een stuk
in Limburg. Michiel is een kleerkast, zes jaar jonger en heeft longen als
fietstassen. Hij wist dat ik fietste– misschien omdat ik het in de krant had
geschreven – en wilde wel een tochtje maken. De keus viel op de 120 kilometer
lange Hel van het Mergelland, een klassieker waarvan alleen de naam je al doet
beven.
Het ging goed, ik kon hem bijhouden en op de klimmetjes zelfs gemakkelijk
wegrijden. Met hernieuwd zelfvertrouwen werp ik mij sindsdien in de pauze op de
L-vormige doorzitbank, midden tussen de Big Five. Een gnoe tussen de
roofdieren. Ik vraag zelfs doodkalm wie van hen er koffie haalt vandaag.
Vanzelf gaat dit allemaal niet. Honderdtachtig uur heb ik
het afgelopen jaar op die racefiets gezeten. Honderdtachtig! Ik geloof dat dit
meer is dan de door het ministerie vastgestelde studielast voor mijn vak in de examenklas.
Had ik honderdtachtig uren gestoken in klavecimbel leren spelen, dan had ik
deze week de Mattheus op tien plaatsen kunnen spelen. Echter, de Mattheus, daar
scoor je bij de Big Five geen punten mee. Ben je daarentegen op de Loorberg
anderhalve minuut eerder boven dan een gymleraar, dan wordt je naam eerbiedig
gefluisterd.
Of ik de druk aankan zal moeten blijken. Er wordt mij weinig
rust gegund. Zelfs als ik ‘s morgens naar mijn werk fiets word ik beproefd.
Gisterochtend trapte Geert van aardrijkskunde mij met een noodgang voorbij. ‘Goedemorgen
Gerwin!’ riep hij triomfantelijk. Ik keek nog een kilometer lang naar zijn
achterwerk, en Geert kon bij de koffie vertellen dat hij Van der Werf voorbij
was gefietst.
Ik maak mij dus geen illusies, geniet van het succes zolang
het duurt. Voor dat meisje uit de derde blijft de Big Five de Big Five, en ben
ik hooguit een krasse knar in lycra.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten