Het is een lome, warme vrijdagmiddag. Plukjes scholieren
fietsen door de stad, traag, zwabberend, en ogenschijnlijk zonder doel of zelfs maar een richting.
Het noorden van het land is geruisloos de zomervakantie
ingegleden. Ik woon in het deel van het land dat nog niet officieel is bevrijd,
maar dat hindert niet, want de laatste les is gegeven. Wat volgt is die
merkwaardige wapenstilstand van anderhalve week die ouders nooit begrijpen
(‘Dat kind zit zowat de hele dag thuis! Het is toch nog geen vakantie?’) Ik ben
opgehouden uit te leggen waarom we na alle toetsen nog minimaal zeven werkdagen
nodig hebben om de boel af te ronden. Ze moeten het maar geloven.
Maar ik wilde het hebben over de plukjes scholieren, die op een
tijdstip dat normaal het vierde of vijfde uur heet, ineens de openbare ruimte
vullen. Ze zijn vrij, nu ja, misschien nog boeken inleveren, rapport halen, het
voelt als vakantie. Ja, deze dagen, waarin hun leraren saai nakijkwerk doen,
vergaderen, plannen, opruimen enzovoort, zijn voor de leerlingen de mooiste
dagen van het jaar, al zijn die oelewappers zich daar natuurlijk helemaal niet
bewust van, die doen maar wat, alles gaat vanzelf en niets noopt tot reflectie.
Heeft u ze ook al gesignaleerd, de plukjes? Ze gaan naar het
zwembad, ijs eten, shoppen zonder geld, of naar de Mac. Misschien heeft u het
wel eens gewaagd ze terecht te wijzen (‘Niet met zijn drieën naast elkaar op
het fietspad jongens!’) met uw meest begripvolle-doch-dwingende stem. Nadat u
was gepasseerd hoorde u gegniffel. Het zweet brak u uit, u wilde zich omdraaien
om ze flink de waarheid te zeggen, maar ze zijn onaantastbaar, ze zijn van hun
leraren en andere kwelgeesten verlost, en u kunt ze nooit de baas.
Dit zijn gestolen dagen, dagen van kriebelend gras en klotsend
water. De klas is de klas niet meer, maar in kleinere eenheden hokt het stel
nog bij elkaar. De echte zomervakantie heeft de kleefstof, die de kunstmatige
eenheid ‘klas’ bij elkaar houdt, nog niet opgelost. Mijn zoontje heeft het eerste
jaar op het gymnasium erop zitten. Hij gaat deze dag met klasgenoten in de Rijn
zwemmen. Ergens bij Hazerswoude. Of zoiets. Het is niet helemaal duidelijk. Ik wil meer weten.
‘Met wie ben je daar?’
‘Dat weet ik niet precies.’
‘Wat ga je daar dan allemaal doen?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Varen daar geen grote boten?’
‘Kweenie’. Op welk adres het was, en hoe laat het was
afgelopen wist hij ook niet.
Na dit beroerdste mondelinge tentamen aller tijden vloog hij
de deur uit. Verschrikkelijk veel zin had hij in al deze onduidelijkheid. Dat
is vakantie, dat je een ruime hoeveelheid niets om je heen schept. Dat lukt het
best als je twaalf bent, op deze gestolen dagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten