Nog nooit heb ik een hardere hengst voor mijn harses gehad
dan deze week van mijn schoolbord. In mijn studententijd ben ik eens stevig op
mijn gezicht getimmerd door een slechtgehumeurde Utrechtse orgeldraaier, maar
dat was een lachertje vergeleken met deze dreun.
Als ik warrig overkom, dan komt dat nog van die klap, ik
praat al een paar dagen onsamenhangend, ik ben misselijk en duizelig. Misschien
had ik thuis moeten blijven, maar ja, dat doe je niet zo snel, dan moet je nog
vroeger opstaan dan normaal om de telefoonboom in werking te stellen. Ik fiets
liever met een houten kop naar school dan dat ik om zeven uur ’s ochtends een
Katwijkse jongen uit bed bel om te zeggen dat hij nog even in bed kan blijven
liggen.
Hopla, daar ga ik alweer, ik dwaal af, dat schoolbord dus. Misschien
is het leuk om te weten dat ik de enige docent ben die nog een ouderwets
krijtbord heeft. Overal in de school hangen inmiddels beamers en whiteboards
waar je op schrijft met van die stinkstiften die slappe punten hebben en die te
weinig weerstand krijgen van dat gladde witte rotbord. Of nog erger: digitale
pennen, dat is alsof je met een ballpoint op een dooie vis moet schrijven. Het
werkt gewoon niet, het meest trefzekere handschrift houdt geen stand. Maar ik
heb een mooi groen schoolbord op wieltjes, omdat er aan de muur geen plek is,
en omdat er notenbalken op getrokken zijn. Alleen al vanwege zo’n schoolbord met
notenbalken en zo’n fijn stroef krijtje is mijn vak heerlijk. Je moet er alleen
niet tegenaan lopen.
Laat me eindelijk vertellen wat er gebeurd is. Ik had mijn
les prima voorbereid, alle leerlingen waren stil. Ze kregen een nieuw schriftje
van mij, hartstikke leuk en old school
vinden ze dat, net als dat schoolbord. Ik had schriftjes in wel tien
verschillende kleuren. ‘Jongens,’ zei ik. ‘Ik ga mijn vingers niet branden aan
wie ik welke kleur geef, dus regel dat lekker zelf, ik gooi die schriften hier
op een stapel, ik loop weg, en als ik terugkom zitten jullie weer netjes aan je
tafel, met een schriftje voor je neus waar je naam op staat.’ Ze hadden er zin
in, ze stonden in de startblokken en ik ook. Ik gooi die schriften op de piano,
draai me om en ren in volle vaart tegen mijn schoolbord.
Er was niemand die hardop lachte.
Twee dagen later zei iemand tegen me dat hij het nooit zou
kunnen, lesgeven, dat hij het nooit zou volhouden op een school, en dat hij
niet kon begrijpen hoe ik het volhield. Ik voelde aan mijn wang, net onder mijn
oog, en zei dat ik het ook niet begreep.
Echt sorry, ik schoot in de lach, maar oh wat een pech! Overkomt je vast nooit weer....
BeantwoordenVerwijderen