Zo nu en dan, nee om den drommel niet dikwijls, lees je een
boek dat volstrekt buitengewoon is. Hoogst zelden is zo’n boek van een
debutant. Constellaties van Roelof
ten Napel is er één. De eenentwintigjarige (!) wiskundestudent Ten Napel vertelt
geen verhaal, hij observeert en notuleert, als de aspirant-wetenschapper die
hij kennelijk ook is. De lezer tast blind, bezeten en een beetje wanhopig over de punten die de schrijver heeft uitgezet.
Sebastiaan Kort vergeleek Ten Napel in een bespreking
in NRC met een luie laborant die geen zin heeft om jou, bezoeker
van het lab, uit te leggen wat de betekenis is van alles wat daar borrelt. Hij
bedoelde dit overigens positief: laat de lezer maar werken. De indruk die de
schrijver wekt is echter niet die van een luie laborant, maar van een ijverige,
meticuleus werkende onderzoeker, die ons door een telescoop naar constellaties
laat kijken, die ze nauwgezet en zo simpel mogelijk voor ons beschrijft, maar
die zich onthoudt van het geven van samenhang, of die de samenhang ook niet kent. De
schrijver formuleert het aan het slot van het boek als volgt: ‘Iets zeggen
zonder tussenkomst van mezelf. Zoals een boom groeit, zonder erover na te denken. Dat zou ik willen.’
Goed, er zijn een aantal personages, ze heten Noah, Lux, Ester,
Anders. Ze zijn vrienden van elkaar, of familie. Ze ontmoeten elkaar in de verhalen, in steeds
wisselende samenstellingen en decors, in heden en verleden. Op de achtergrond
zijn ouders en grootouders aanwezig. Ze zijn puntjes
in een uitspansel, al die mensen. Zelf maken ze en zien ze ook voortdurend constellaties. De
een borduurt lukraak patronen in een kartonnen doos, de ander verbindt met
zijn blik de kersen in een boom, de volgende ziet patronen in damstenen en
trekt draden door het huis van zijn grootmoeder alsof hij herinneringen met
elkaar verbindt. Dit laatste levert een prachtig beeld op.
Na iedere scène – nogmaals, de samenhang tussen die scenes
is uiterst vaag – plaatst de schrijver een ‘ent’: een motto, een fragment of
een gedicht van een andere schrijver. Daarnaast zijn er lege pagina’s met
stipjes, weergaven van sterrenstelsels. Dat alleen al maakt dit boek een
bijzondere uitgave.
Ik snap het idee van die ‘literaire enten’ wel, maar ze
voegen weinig toe, gaandeweg begon deze confetti van wereldliteratuur me zelfs wat te
irriteren. En die bladzijden met stipjes? Normaal zou je zeggen: weg ermee. En toch, en toch... soms zat ik over de pagina te krabben om te kijken of een puntje echt gedrukt
stond of dat het een vuiltje was. Op die momenten was ik in
letterlijke zin geen lezer meer maar een onderzoeker. Zou hij dat willen, vroeg
ik me af, en zo had die donderse Ten Napel mij toch weer te pakken.
De stijl dan, die is uiterst kaal, handelingen worden sec beschreven zonder het gewicht van
emoties. Het lijkt erop dat Ten Napel Het
dikke schrift van Agota Kristof goed heeft gelezen: “wij moeten opschrijven wat
er is, wat wij zien, wat wij doen.” Ook bij Ten Napel is deze werkwijze ver
doorgevoerd. Het resultaat is bij Kristof overigens een gruwelijk verhaal dat
onder je huid kruipt en daar verder leeft. Bij Ten Napel moet die stijl
duidelijk nog groeien. Soms gaat het mis, zoals hier:
‘Hij kijkt op, en me aan.’
En soms heel goed, zoals bij:
‘De bijl is zo licht en zo zwaar als je woede. Ik woog hem
in mijn hand [...]’
Uiteindelijk gaat dit boek over samenhang tussen mensen, over
hun zoektocht naar verbanden. Geen ongewoon thema, maar wel een ongewone vorm. In
een interview schijnt Ten Napel gezegd te hebben dat hij niet van ‘gewone
boeken’ met hun voorspelbare narratieven houdt, dat hij er moe van wordt.
Welnu, Constellaties is geen gewoon
boek, dat is zeker. Wie op zo’n jonge leeftijd al zo’n volstrekt buitengewoon
boek schrijft, verdient een groot compliment. Wie zoiets uitgeeft eveneens.
Want ook dat schoot tijdens het lezen door mijn hoofd: stel
je voor dat er een tijd komt waarin er geen mens meer is die nog heil of brood
ziet in de publicatie van een boek als dit. Daar moet je toch niet aan denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten