Ik zit weer op mijn vertrouwde plek, u weet wel, op de stoel
in het voetbaldoeltje achterin de stampvolle sporthal. Het is als vanouds, surveilleren
na vier uren lesgeven maakt me slaperig, ik neem een slok koffie, de koffie
maakt me misselijk.
Ik staar afwezig naar twee badmintonhoedjes, die misschien
al tien jaar vastzitten in het schrootjesplafond, hoog boven ons. Daardoor heb
ik de eerste vingers over het hoofd gezien, de vingers die om meer papier
smeken. Een andere surveillant die veel verder weg zit is in mijn wijk komen
klussen.
Ik laat dit niet op mij zitten, kom overeind en loop gewichtig rond
met een stapel blanco papier-met-lijntjes. Dat is verkeerd want ze doen
wiskunde en hebben ruitjespapier nodig. Ik pak een stapel ruitjespapier, en begin
gedienstig papier uit te delen aan de kandidaten. Hemel, wat zijn het er veel. Als
alle vingers zijn gaan liggen ga ik zitten en bekijk het examen wiskunde. De
eerste vraag gaat over de dramatische afname van het aantal kuifleeuweriken. Het
is een lang en treurig verhaal dat maakt dat ik aan het mijmeren sla over het
lot van die arme kuifleeuwerik. De opgaven zelf, ik ben niet eens meer in staat
die te lezen.
Ze hebben alweer papier nodig, meer papier, de vingers
schieten links en rechts van mij omhoog. Kennelijk laten zij zich niet van de
wijs brengen door kuifleeuweriken of wat dan ook, ze hebben onnoemlijk veel te
schrijven. Ik deel meer papier uit, een paar leerlingen uit mijn eigen klas
lachen vriendelijk naar me. Rick knipoogt en steekt zijn duim op, alsof hij mij
moet geruststellen in plaats van ik hem. Dit vind ik mooi aan het eindexamen:
het schept een nieuw en prachtig bondgenootschap. De leraar heeft voor één keer
de vragen niet bedacht, ze komen van een boosaardige Hoge Macht aan welke leerling
en leraar samen onderworpen zijn.
Het kan niemand ontgaan zijn, in alle kranten is het
centraal examen de afgelopen week ten grave gedragen: het is een hopeloos
ouderwetse vorm van teaching to the test,
het maakt van de school een fabriek waar eenheidsworsten worden gedraaid, het doet
geen recht aan zes jaar leren, is een motie van wantrouwen aan scholen en
docenten, en geeft nodeloos veel stress.
Het is allemaal waar, en ik hoop ook dat ik het nog ga
meemaken, de afschaffing van het centraal examen. Maar zolang het er nog is zal
ik er van genieten. Papier brengen. Luisteren naar de stilte. Het zonlicht door
de lange oranje gordijnen zien sluipen.
‘Hoe ging het?’ vraag ik na afloop aan Rick. ‘Ik vond het
wel te doen,’ zegt hij. ‘Wat knap,’ zeg ik. ‘Die kuifleeuweriken nekten me.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten