Vanochtend werd ik om vijf uur wakker. Dat is niks bijzonders, ik wordt in de zomer altijd om vijf uur wakker, monter vloek ik dan de vogels van het dak, doe een plas, zeg de wereld gedag tot nader orde en begraaf mij weer in het beddengoed. Vanochtend was het anders, ik werd wakker met de overtuiging dat ik iets vergeten was, alleen kon ik niet zo snel bedenken wat. Rond zes uur besloot ik dat het iets te maken moest hebben met de jaarlijkse noodsituatie, de schoolvakantie. Toen dat eenmaal tot mij doordrong was ik er snel: de laatste schooldag is het moment voor het omstandig bedanken van alles en iedereen die gewoon zijn werk gedaan heeft. Op mijn eigen school is dat traditie, maar op de school van mijn kinderen gaat de omvang ieder voorstellingsvermogen te boven, de hoeveelheid rotzooi die op die dag het gebouw wordt binnengedragen is duizelingwekkend. Klassenmoeders hadden mij al weken met dreigend klinkende mailtjes belaagd. Onderwerp: ‘afscheid oudste kleuters’, ‘cadeau meester’, ‘zomerfeest’, ‘verjaardag van de kamerplant 5A’ enzovoorts. Ik was het overzicht wat kwijtgeraakt, en zo kon het gebeuren dat ik om half zeven ’s ochtends onder ogen moest zien dat wij thuis niets maar dan ook niets hadden geregeld voor juf, meester, klassenmoeder, leiding van de kinderopvang enz enz. Ik was een onmens! Maar misschien was er nog redding. Ik joeg de kinderen uit bed, zette ze aan tafel en duwde hen een wit vel papier onder de neus. “Tekenen” zei ik, “voor de juf en de meester.” En getekend werd er, want ik duld op die beslissende momenten geen tegenspraak. Het was zeven uur, de krant was er nog niet.
Ik ga eerst naar de klas van mijn zoon. De juf was vorige maand jarig. De oogst was toen zevenentwintig tasjes van de Douglas en één boek (ik schaamde mij, maar mijn zoon wilde het per se aan haar geven). Nu, op de laatste schooldag, wederom zevenentwintig frutsels en één keer niks (ik vond dat boek best een groot cadeau). In de klas van mijn dochter is het ook prijzenslag. Liters aftershave, en dat terwijl ik niet de indruk heb dat die meester zich al hoeft te scheren. Verder hebben de oudste kleuters bij wijze van afscheid kleine cadeautjes voor de jongste. Dingetjes die “iets zeggen over het kind dat het weggeeft”, dat was de bedoeling. Veelzeggende dingen. Het immer lachende roze meisje zou bijvoorbeeld suikerklontjes kunnen geven waar zo’n grappig zwart spinnetje in verborgen blijkt te zitten, het joch dat naast mijn dochter zit en iets in haar oor brult zou blokjes cyaankali kunnen uitdelen. Enfin, kleine cadeautjes zie ik uitgroeien tot een kilo snoepgoed per persoon plus één appel. De immer alerte klassenmoeder doorziet mij, ik zie aan haar blik dat zij weet dat ik vanochtend nog een haastig bezoek aan de groentekraam heb gebracht. “Emma eet altijd een appel op school” zeg ik tot mijn verdediging. Maar ook dat gaat mis: ik leg teveel de klemtoon op ‘Emma’ in plaats van op ‘school’. Nu kijkt ze mij aan met een moordlustige blik, alsof ik er mee wilde zeggen: ik laat mijn kind niet snoepen, ik voed mijn kind tenminste wél goed op. Gelukkig komen drie andere moeders de klassenmoeder bedanken voor “al het georganiseer” met fraaie, doorzichtige zakjes van de Douglas met gouden papierkrullen eraan, zodat ik zonder verder gezichtsverlies het lokaal uit kan glippen. Niemand hoeft mij iets te vertellen, alles is volstrekt duidelijk. Met mijn nonchalance knaag ik aan de wortels van onze beschaving, en iedereen heeft het kunnen zien. Wel jammer van de tekeningen, die blijven onopgemerkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten