Ik zag Mike Oldfield op TV, bij de opening van de Olympische Spelen. Ze hadden iets met Tubular Bells uitgehaald, bij een act met ziekenhuisbedden. Mike mocht meespelen op een bas die volgens mij niet was ingeplugd. Ik weet niet waar ze hem vandaan hadden gehaald, ik vind het altijd bijzonder dat ze die oude rotten weten te vinden. Zou iemand gewoon zijn nummer hebben? Als iemand mij vroeg of ik even Vader Abraham zou willen optrommelen voor de opening van de Paralympics zou ik werkelijk niet weten wat ik moest doen. Wat ook zo knap is dat die mensen kunnen onthouden wie er allemaal nog niet dood zijn. Ik weet bijvoorbeeld ook niet of Vader Abraham dood is. Maar goed, Mike Oldfield was er, hij leefde, had zijn haar laten verven, en leek gelukkig. Ik zwaaide, hij glimlachte, knipoogde en speelde expres een foute noot.
Dit was de oorzaak dat ik Moonlight Shadow weer eens wilde horen. Toen, in 1983, wist ik niet
wat ik nu weet: dat het een simpel popliedje is met vier akkoorden. Toen was
het magie. De muziek, de half gedempte gitaar, de ijle folkzang van Maggie
Reilly, in combinatie met een tekst die ik niet helemaal begreep: het raakte
aan iets waar ik niet bij kon – en uit mijzelf ook nooit bij zou kunnen. Daar
had je mensen als Mike Oldfield bij nodig. Het besef dat er een land bestond waar je niets
begreep – domes of sun with caves of ice
– en dat er mensen bestonden die je er heen konden voeren, dat was een grote
troost voor een jongen van 13 die nog geen vriendin had. Ik haalde meteen de LP waar het nummer op stond uit
de bibliotheek.
De plaat heette Crises. Het titelnummer besloeg een hele plaatkant. Ik wist niet
dat zoiets kon! Bij voorbaat al ademloos van bewondering legde
ik de schijf op de pick-up. Al bij de eerste klanken werd ik behekst.
Zoiets had ik nog nooit gehoord. Na een minuut probeerde ik het al niet meer te
begrijpen, ik liet me maar meevoeren naar dit wonderlijke land. Gezongen werd er niet, het was instrumentaal, maar echte instrumenten herkende ik ook niet. Reuzenschaduwen
werd ik gewaar, draaikolken, sterren en planeten, nee, helemaal geen beelden, het was
puur muziek, klank, geluid, alleen niet van hier. Na ruim een kwartier was het
afgelopen. Ik zweette alsof ik zojuist mijn masturbatie-schema had aangepast
naar drie keer per dag. Toen ik de LP van de draaitafel haalde, zag ik dat de pick-up
op 45 toeren stond.
Ik probeerde het nog eens op het juiste
toerental. Ik vond er niets aan. Het was traag, zompig, en het gevoel van
zalige richtingloosheid was verdwenen. Deze muziek leek ergens naartoe te
willen, zich voort te slepen door de modder, op naar de volgende loopgraaf. Moeizaam
geploeter naar het soort verlossing dat nooit kan bevredigen. Nog altijd
onbegrijpelijk, zeker, maar zonder de magie.
De hele plaat kopieerde ik op een cassettebandje,
maar het nummer Crises op 45 toeren.
Over zijn toeren, geweldige twist. Fijn.
BeantwoordenVerwijderen