Dankzij de schilderijenroof in Rotterdam hebben wij, de sectie
Kunst, sterk aan prestige gewonnen. Ik merk het aan de manier waarop ik door
school loop: ik heb een verende tred gekregen. ‘Meneer, die schilderijen zijn
toch miljoenen waard?’ en ‘Hoe gaat dat precies, zo’n inbraak in een museum?’
Het vak CKV, onlangs zo goed als afgeschaft, heeft in één klap haar zachte
karakter verloren. Het gaat nu om harde cijfers, groot geld en een ouderwets
soort boevenromantiek.
De stemming in de klas lijkt als volgt samen te vatten:
Als de georganiseerde misdaad belangstelling heeft voor schilderijen, zou kunst
dan toch de moeite waard zijn? Je zou haast wensen dat het ministerie zo dacht.
Er zijn zelfs leerlingen die denken dat ik achter die roof zit, waarschijnlijk
omdat ik de enige ben die zij kennen die van moderne kunst houdt. Ik buit het
herwonnen respect natuurlijk flink uit. Ik vertel over beroemde kunstroven, en
leg de ‘flippermethode’ uit, ofwel hoe je met een buigzaam stuk plastic een
deur open kan krijgen.
Ik zit er nu over te denken munt te slaan uit mijn nieuw
verworven autoriteit door een CKV-project op te zetten waarbij de leerlingen in
groepjes een grote kunstroof voorbereiden in een belangrijk museum in een
Europese stad. Ze moeten de denkbeeldige kraak goed plannen, dus alles te weten
komen over de collectie, de topstukken, de afmetingen (immers, de Nachtwacht
past niet in het busje). Ook is de schildertechniek, het materiaal en de ouderdom
van belang, voor veilige opslag en vervoer. Tenslotte wil ik dat ze zich niet
uitsluitend door economische motieven laten leiden. Aangezien de doeken toch
onverkoopbaar zijn (een schilderijenroof is een soort gijzeling, leg ik uit,
met mijn borst op slagschiphoogte) kan je beter zorgen dat je naar iets kijkt
wat je wel aardig vindt.
Met andere woorden: Een museumbezoek moet je grondig
voorbereiden, wat voor soort bezoek het ook is. Daar ben ik trouwens ooit
achter gekomen tijdens een uitstapje naar de Kunsthal, enkele jaren geleden. Zonder
voorkennis liet ik mijn leerlingen los in een zaal met werk van Henry Moore.
‘Al die beelden hebben gaten, meneer!’ ‘Ze zijn miljoenen waard,’ probeerde ik nog.
Toen we naar buiten kwamen liep ik naast Jeremy, we daalden
af langs het beruchte hellinkje van Rem Koolhaas, dat steile ding dat
rolstoelers tot wanhoop drijft. ‘Wat vond je ervan?’ vroeg ik aan Jeremy. Hij
haalde de dopjes van zijn iPod uit zijn oren. ‘Wat zegt u?’ ‘Ik vroeg wat je
ervan vond.’ Jeremy keek achter zich, alsof hij het museum nu pas opmerkte,
haalde zijn schouder op. ‘Balen dat ik mijn skateboard niet heb meegenomen.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten