Van alle 22 leerlingen die mee zijn naar
Spanje is er één die ik helemaal niet ken: Pim. Hij staat op de lijst. Hij is er ook,
maar hij zegt geen woord. Ik wil dat hij zich op zijn gemak gaat voelen, dus ik
vraag hem of hij lekker heeft geslapen, ik vraag of hij honger heeft, of hij
het niet koud heeft. Bij alle vragen haalt hij zijn schouders een centimeter op.
Ik vraag aan de anderen bij wie Pim in de klas zit. Er is niemand die het weet.
Ik vraag of hij op de havo zit. Ook dat weet niemand. Ik vraag of hij bij ons
op school zit. Er wordt gelachen.
Op de derde dag, als wij in Granada zijn, begint
Pim zomaar te praten, zonder dat hem iets is gevraagd. Een wonder! Hij zit aan
tafel bij een groepje dat op gedempte toon het gedrag van Joost bespreekt,
Joost die ‘zo graag de chillste gast wil zijn’. Dan spreekt Pim. ‘Ik heb een
voortand minder,’ zegt hij. Hij grijnst, wij kijken goed en zien inderdaad dat
hij maar drie snijtanden heeft. Niemand lacht. Iedereen lijkt zich bewust van
de importantie van het moment.
De volgende dag is Pim zijn rugzak kwijt. Hij
wuift het weg. ‘Er zit niks in, alleen een handdoek en wat kleren.’ Dat kan
zijn, maar hij moet toch schone kleren hebben? Ik verzin een spel waarbij men
in groepjes in de stad op zoek moet gaan naar spullen voor Pim, met een budget
van 2 euro. Ze vinden het nog leuk ook. De ene groep komt met oude handdoeken
uit een hotel, de andere met een paar sokken, weer een andere met een
tandenborstel. Zo heeft Pim een mooie uitzet bij elkaar. Het groepje waar hij
zelf deel van uitmaakt heeft een onderbroek gescoord. Pim zwaait met de
onderbroek. De onderbroek ziet er niet nieuw en schoon uit. Dat blijkt hij ook
niet te zijn: hij heeft zijn eigen onderbroek uitgetrokken, op een openbaar
toilet. Hij had er gelukkig een goede reden voor: ‘Ik wilde het spel winnen.’
Op de slotavond heeft Pim het naar zijn zin. Hij
drinkt vier cola. Sommige leerlingen willen met hem op de foto. ‘Pim zit bij
mij in de klas!’ roept Sjaak. ‘Vet he? Dat wist ik niet!’ Later vertelt men mij
dat Pim een reuzengarnaal uit de paella heeft gepikt, ‘om iemand mee te laten
schrikken.’
De volgende ochtend spreekt Pim mij aan. ‘Wilt
u een cadeautje?’ Ik neem een smoezelig servetje aan waar iets ingevouwen zit.
Het is de garnaal. ‘Getver,’ zeg ik, ‘lekker ben jij,’ en bedenk te laat
dat ik het misschien als teken van waardering moet zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten