Ik moet een keer ophouden
over die reis, en dat zal ik ook doen, maar vandaag vertel ik nog over Kees.
We
lopen veel, en ik loop vaak naast Kees. Dat is geen toeval. Kees had niet
zoveel zin in de reis omdat zijn vrienden niet mee waren. Nu weet hij niet goed
in welk groepje hij thuishoort: dat van de stoere mannen of van, tja, de rest.
De kopgroep of de bezemwagen. Er is geen rivaliteit, maar de waterscheiding is
glashelder. In de kopgroep bepalen Sjaak en Joost het tempo. De jongens in de
bezemwagen weten dat aanhaken zinloos is – ze draaien op het kleine verzet, om
in wielertermen te blijven. Kees wil niet op het kleine verzet.
Het resultaat
is dat hij vaak naast mij loopt. Zo kom ik erachter dat hij van de Beatles
houdt, dat zijn ouders gescheiden zijn, en dat hij een vriendin heeft. Hij is
zachtaardig, invoelend - een goeie jongen. Toch maakt hij een wat hulpeloze
indruk. Vaderlijke gevoelens komen boven. Ik zal hem uit de wind houden.
Sevilla. De voorlaatste
avond. Ze willen stappen, en ik buig een beetje mee. Dus zitten we in een café vol jeugd,
een tent waar ik zonder mijn 22 pubers niet eens naar binnen zou mogen. De
meiden vinden het leuk mij voor te stellen aan de Spaanse jongens: ‘This is our
teacher!’ ‘Ola!’ roep ik, en kijk de knullen vuil aan. Zo, die kijken wel uit
verder.
Aan de bar zitten vier blonde stoten. Ze dragen alle vier een
zweetbandje met de Deense vlag erop. Onze kopmannen worden onrustig, want Kees
is in geanimeerd gesprek met één van hen. Ik
zeg dat ze zich geen zorgen hoeven te maken, Kees heeft immers een vriendin.
Er
wordt gelachen, gepraat, er gebeurt van alles, vreemden duwen tegen mij aan,
iemand geeft mij een biertje. Dan zie ik het: Kees staat te zoenen met die
Deense meid. En niet zo’n beetje ook. Kees gaat met haar naar buiten. Als hij weer
binnenkomt heeft hij de zweetband om zijn kop. Hij kijkt verrukt. De kopgroep
is stilgevallen, men incasseert het verlies. Dan fluistert Joost iets in Kees’
oor. Het gezicht van Kees betrekt. Ik zie het allemaal gebeuren. Kees loopt
naar mij toe. ‘We moeten even praten,’ zegt hij. ‘O ja?’ antwoord ik, ‘hoezo?’ ‘Nou,
u heeft verteld dat ik een vriendin had. Dat was niet zo handig’ ‘Maar het is
toch waar?’ stribbel ik tegen. ‘Jawel, maar het loopt al een tijdje niet zo
lekker. Ik zit er al weken over te denken het uit te maken, en nu...’
Ik
drink mijn glas leeg, wuif mijn vadergevoelens uit, en zak terug tot diep
achterin de bezemwagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten