Ik ga uit eten met mijn mentorklas. Ja, de leerlingen vonden
kennelijk dat ik ook eens de deur uit moest, dus hebben ze zich opgeofferd. Ik
bof maar, goed gezelschap, en zo’n fijne pizza eet je ook niet iedere dag.
Voordat ze gaan zitten halen ze hun smartphones uit hun zak.
Naomi maakt een foto van Marco. Het resultaat schijnt hilarisch te zijn. Er
worden meer foto’s gemaakt, en er wordt meer gelachen. Daarna gaat iedereen op
de schermpjes vegen en tikken. Omdat ik er anders wat verloren bij zit haal ik
ook mijn iPhone tevoorschijn. Ik heb nul berichtjes op Whatsapp, en ook geen
mailtjes. Maar dat hoeven zij niet te weten, dus veeg ik doelloos over mijn schermpje,
en kijk ondertussen goed om mij heen. Twee jongens spelen Flappy Bird door met hun neus op het scherm te tikken. De
anderen laten hun schermpje steeds aan de buren zien, en in ruil daarvoor
kijken zij zo nu en dan op het schermpje van de ander.
Ik heb moeite met deze vorm van interactie, maar ik weet al
jaren: ik moet mijn moeite met de Vooruitgang en mijn weerzin ertegen niet te
serieus nemen. Het is ook wel te begrijpen dat ze dit doen: als ik hier om mij
heen kijk, wat is er dan te zien om over te praten? IKEA-schilderijtjes aan de
muur, plavuizen op de vloer. Geen opvallend knappe serveersters. Nergens wordt
met eten gegooid.
Op je schermpje gebeurt altijd wat.
Als de pizza’s arriveren heb ik er ineens genoeg van. Ik
zeg: ‘en nu gaan de telefoons weg. Wij gaan met elkaar práten’.
Ze monsteren mij, om te kijken of ik het meen. Maar ze doen wat ik zeg. Ze
kennen het bevel, van ouders, of leraren, dus kost het hen geen moeite het op
te volgen. Ook daarna lijken ze best te weten wat ze moeten doen. Er wordt geconverseerd,
en naar elkaar gekeken. Als er één
gepraat heeft, luistert hij of zij in ruil daarvoor even naar de ander, loerend
op een kans om het woord weer te nemen. Precies zoals volwassenen doen. Soms
vragen ze iets aan mij. Wat een fijne kinderen zijn het toch. Niks mis mee.
Als de borden zijn afgeruimd voel ik onrust. ‘Alright people,’ zeg ik, ‘dat was
gezellig! Vonden jullie dat ook?’ Er wordt geknikt, ik hoor gemompel dat ik gemakshalve
voor instemming houd. ‘Mogen we dan nu weer onze telefoon weer pakken, meneer?’
vraagt Naomi.
Thuis probeer ik ook Flappy Bird met mijn neus te spelen. Ik
haal level 2. Het voelt alsof ik de vooruitgang een loer draai.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten