Faust in het
Muziektheater, allemachtig wat een spektakel. Krankzinnige beelden, heerlijke
regie, superieure zang. Wereldklasse En het was nooit eerder tot mij
doorgedrongen dat die muziek van Gounod zo goed is. Het allermooiste is echter dat ik het niet voor mijzelf gehouden heb, maar dat ik zesentwintig
leerlingen uit 5 vwo en 4 havo bij me had. Voor een tientje per kaartje. Een
tientje!
Ik doe altijd
met genoegen verslag van kleine nederlagen, lachwekkende missers en jammerlijke
mislukkingen. Maar als iets een keer verschrikkelijk goed gaat, dan kan ik dat
toch ook niet voor mij houden - hoewel mijn enige verdienste in dit geval bestaat
uit het feit dat ik het lef heb gehad die pubers mee te slepen naar een
operavoorstelling van vier uur, inclusief een dramaworkshop in de middag.
Het woord
‘dramaworkshop’ jaagt me altijd de stuipen op het lijf. Bij ‘dramaworkshop’
denk ik aan een gesjeesde student van de toneelacademie die ons een gebakken
eitje of een augurk-in-het-zuur laat imiteren, en die - als dat op weerstand stuit
- gaat zuchten en zeggen dat hij nog nooit zo’n ongemotiveerde groep heeft gehad.
En dat je dan nog twee uur door moet... Maar niets van dat alles! We speelden
scènes uit Faust, we zongen het soldatenkoor, analyseerden de juwelenaria. Na
afloop konden de leerlingen niet wachten om het echte werk te zien.
In de ietwat
langdradige derde akte hadden sommigen een kleine inzinking (ach, wat zijn die
stoelen toch heerlijk zacht), maar na de pauze werd iedereen volledig uit zijn
stoel geblazen.
‘Het was echt
gaaf, ik ben de tweede helft niet eens meer in slaap gevallen!’ zei Julia. Ik
weet zo’n compliment op waarde te schatten, want de hemel weet hoe vaak ik heb gedommeld
in het pluche van het muziektheater. Ik viel vroeger al in slaap als Wodans
speer uit de coulissen prikte.
Waarom wil ik
over deze Faust schrijven? Uit enthousiasme ja, maar ook omdat ik ongerust ben.
Heeft het ministerie over tien, vijf, of zelfs twee jaar nog geld over dit
soort educatieve projecten? Daar kunnen wij niet zeker van zijn. Het ‘leerproces’
bij zo’n project is niet meetbaar, er is geen zichtbare opbrengst, geen ‘rendement’.
Maar wat niet meetbaar is kan nog wel zichtbaar zijn. Alleen al het beeld van zo’n
vijftig soldaten (met uniformen waarin ze op reusachtige torren lijken) die
zwaar gehavend terugkomen uit de oorlog, en die het magnifieke koor zingen
terwijl ze verzorgd worden door barbies met verpleegsterskapjes. Een soort parodie
op militairisme, machismo dat in zijn eigen staart bijt. Dit beeld herinneren
ze zich hun hele leven. Is dat niet wat leren is: dat er iets beklijft,
voorgoed, iets dat waardevol is en moeilijk te meten?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten