De Linkshandigen van
Christiaan Weijts begint met een grapje, een fraai, elegant grapje: het omslag
is een trompe-l’oeil. Het lijkt eerst alsof het boek aan de verkeerde kant
opengaat, dan denk je een kort moment dat het boek helemaal niet open kan, en ten
slotte blijkt dat je misleid bent door een extra flap die om het boek heen is
gevouwen. Een boek voor linkshandigen, o nee, toch niet. Mooi gedaan, en passend, want het hele boek lijkt een elegant grapje, een parodie op road novel,
thriller en ‘betekenisliteratuur’. Vergeef me de uitdrukking, het is natuurlijk niet echt een genre, maar ik doel
ik er mee op literatuur waarin alle toevalligheden zijn ingebed in een
door de Schrijver ontworpen Spel met Betekenissen. Knap, geestrijk, en niet
zelden ergerlijk en stomvervelend.
Weijts is goed in het onthullen van verbanden, duiden van
gebeurtenissen, en in betekenisheuristiek in het algemeen, als columnist en essayist in het
bijzonder, maar ook als romancier. Heb je in het echte leven noodzakelijkerwijs eerst de toevalligheden, en daarna de duiding, in een roman kan je bij de duiding of de betekenissen de schijnbare toevalligheden zelf verzinnen. Dat lijkt, in deze roman, te opzichtig gebeurd.
Hoofdpersoon is
Simon, een cartoonist die zijn subversieve plaatjes met de linkerhand tekent,
na een verwonding aan zijn rechterhand. Die verwonding liep hij op bij een
noodlottige gebeurtenis. Simon heeft jaren geleden in een dronken bui een
snelle zakenjongen van een groot telecombedrijf doodgeslagen, de kerel die Simons
zus eerder een depressie in heeft gejaagd. Deze gebeurtenis komt vervolgens
weer centraal te staan in een kolderiek plot, waarin Simon, zojuist ontslagen bij de krant, met een liftende (linkshandige) celliste op weg gaat naar een Frans dorpje. Dit alles, en veel meer, krijgt
zijn beslag in zo’n 180 pagina’s.
De spanning tussen toeval en betekenis staat dus centraal in
deze roman. Als motto voor zijn boek koos Weijts een citaat uit Op weg naar het einde van Gerard Reve:
‘Hij is linkshandig,
zie ik nu opeens, en ik ben ook links – zo zie je, dat niets in dit
wereldbestel toevallig is’
Dit motto (niets is toevallig...) inclusief de ironische
ondertoon (...maar niet heus) ligt ten grondslag aan dit hele boek, en doet het
ook teniet.
Weijts kan natuurlijk zeer goed schrijven, laten we dat
vooropstellen. De talrijke passages waarin hij de tijdgeest fileert zijn heel
fijn, en ook in terloopse beschrijvingen excelleert hij, zoals bij de
speciaalzaak voor linkshandige gitaren in Parijs: ‘In de etalage hangen ze
naast elkaar, als rijpende hammen aan een plafond. Al die gespiegelde
instrumenten, in alle kleuren en alle modellen, wachten op hun deviante
verlossers.’ De begrafenis van Simons zus wordt als volgt beschreven:
‘Urenlang moest met
gezang, gebed en gezwaai met wierook de dood van zijn lichtzinnigheid worden
ontdaan, vanuit de betekenisloze wereld opgetild worden naar eentje in welke de
aanwezigen geacht werden zinvolle betekenissen te erkennen, ook al ontbrak daar
ieder spoor van bewijs voor.’
Mooi, maar tegelijk komt hier de slimme schrijver weer met
zijn kop door het karton, zoals Ome Willem: ‘Dag rákkers!’ Want de invoelbare
weerzin van Simon tegen het ritueel van betekenisgeving aan zoiets zinloos als
de dood wordt tezelfdertijd teniet gedaan door de Schrijver, die in deze roman hetzelfde
doet, namelijk een labyrinth van verbanden en betekenissen aanleggen, alleen ontdaan
van de ernst van het begrafenisritueel. Ernst bestaat eigenlijk niet in dit
boek, of het moet zijn in de pamflettistische passages over de macht van het
grootkapitaal en de teloorgang van privacy. Maar als we per ongeluk al iets
zouden voelen bij de dood van Simons zus, dan lacht de schrijver ons uit. Het
is maar flauwekul. Het is een grapje.
Daarna wikkelt het verhaal zich razendsnel en volstrekt ongeloofwaardig
af. Echter, tegen iedere vorm van ongeloofwaardigheid heeft Weijts zich al
ingedekt. Niets is immers volledig serieus te nemen, lijkt hij zelf te zeggen. Tot
hij in de Verantwoording op de laatste pagina een volledig gedicht van
Wordsworth afdrukt. Wil hij dan toch dat we iets voelen? Te laat, helaas, te
laat.
Literatuur in deze vorm is een spelletje, een elegant
grapje, zoals het omslag van dit boek. Meer kan het nooit worden, en dat wringt,
dat maakt dat je je na lezing van dit boek zeer teleurgesteld voelt, daar helpt
een gedicht van Wordsworth niet meer aan. De
Linkshandigen stelt teleur. Alleen de beste schrijvers kunnen je werkelijk teleurstellen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten