Het sneeuwt, en ik heb mentoruur in het noodlokaal op het
achterplein. Noodlokaal en achterplein zijn mooie woorden, net als sneeuw. Het achterplein is wit. Mentoruur (geen mooi woord) is zo’n uur waarin je van alles
moet doen. Leerlingbegeleiding en studievaardigheden, dat is de kern, zeggen ze, maar ook
pesten, social media, roken, eetgedrag, allemaal dingen waar je het ‘over moet
hebben’. Ik ben daar niet zo goed in.
Het is me ooit opgevallen dat ik in deze
lessen het woord ‘belangrijk’ vaak gebruik. Om de dingen van gewicht te
voorzien misschien, problemen die anders te licht blijven. Dit is belangrijk,
dat is belangrijk. Ik zeg het zo vaak dat het niets meer betekent.
Vandaag moet het gaan over de keuze voor studie en beroep.
Dit is dus een, eh, belangrijke les.
Maar niet zo belangrijk als sneeuw.
Sneeuw, daar moet je iets mee, als het maar één keer in de
twee jaar valt.
En als je in een noodlokaal zit, met slechts een dun wandje
tussen jou en de sneeuw, dan helemaal.
Hup, daar ga ik al, ik sta zelf als eerste buiten. Ik sta
buiten in de sneeuw, en binnen zitten die kinderen. Ze lijken het niet te
begrijpen. Ik maak een sneeuwbal en gooi die tegen het raam van het noodlokaal.
Er stijgt een dof gerommel op vanuit het lokaal, dat niets
meer is dan een kunststof container, een klankkast vol kinderen die opstaan,
zich verdringen. Even later spuwt de container een joelende meute uit. Ik krijg
geen tijd om te bedenken of het een rampzalig idee was om dit te doen, of juist
leuk.
Eerst gooit iedereen op mij. Ik incasseer een stuk of drie
ballen, de rest vliegt naast en over. Dan gebeurt er iets moois: men krijgt medelijden.
Een groep jongens kiest mijn kant. Ik neem razendsnel in mij op wie dat zijn. Rick,
Tom, Billy, Kevin. Belangrijke informatie. Al snel nemen twee groepen
leerlingen het tegen elkaar op en ben ik een figurant geworden.
Er zijn twee jongens die op mij blijven mikken. De eerste is
William. Hij heeft een onvoldoende voor mijn vak. De tweede is Daan, die is
anders altijd uiterst beleefd. Ik probeer te bedenken wat hij tegen mij heeft.
Daardoor aarzel ik. Zijn sneeuwbal spat uiteen tegen mijn oor. Hij schreeuwt
als een holbewoner en krijgt daarna zelf een bal in zijn gezicht. Daan, denk
ik, Daan... wat zou er zijn?
Dan pas zie ik dat in het hoofdgebouw, op de eerste
verdieping, leerlingen voor het raam staan te kijken naar ons
sneeuwballengevecht. Ik zie ook de misprijzende blik van een collega.
‘Stop!’ roep ik. ‘Einde oefening! Naar binnen’
Het duurt nog even, maar dan trekt iedereen zich terug in
het plastic lokaal, vuurrood en zeiknat. De studiekeuze wordt voorlopig uitgesteld.
Het was een belangrijke les.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten