Ik heb een nieuwe brugklas, op dinsdag.
Ik heb al een paar jaar geen brugklas lesgegeven, dus ik ben
benieuwd of ik het nog wel kan. We hebben een perioderooster, en daarom kan het
gebeuren dat je begin februari nog een nieuwe klas krijgt. Eigenlijk is het wel
aardig om halverwege het jaar nog eens opnieuw te kunnen beginnen. Het voelt
als een tweede kans, voor ons allemaal. Voor de kinderen omdat ze een nieuw vak
krijgen, ze zijn opnieuw van onbesproken gedrag en onbesmet met onvoldoendes. Voor
mij omdat ik ten overstaan van hen nog geen blunders heb gemaakt. Ik ben als
hun vader vóór hij van zijn voetstuk viel.
Spannend is het ook. Hoeveel lawaai maakt een brugklas ook
alweer?
Veel dus. Ze zitten al in het lokaal als ik kom, er speelt
een jongen op de piano, er staat een groep omheen, een paar lummels rammen op
de drums. Ik kom binnen, kijk om mij heen als een kapitein die een muitende
bemanning aantreft. ‘Eén Aaaa’ brul ik. Wie mij zou zien, zou haast sterven van medelijden, of zou niet eens durven kijken. ‘Ga zitten!’ Dat doen ze, maar ze gaan gewoon door
met praten. Ging dat vroeger ook zo? Ik leg mijn wijsvinger tegen mijn lippen. Er gebeurt
niets. Praten, praten, allemachtig, wat kunnen die rotzakjes praten.
‘Hela!’ roep ik dommig, alsof ik toe sta te kijken hoe mijn
fiets gejat wordt.
Ze stoten elkaar aan, kennelijk toch wel nieuwsgierig naar
de les. Het is stil! Nu moet ik mijn regels stellen. Niet aarzelen. Duidelijk,
dwingend en aardig genoeg om te zorgen dat ze knikken als ik vraag of ze het
met die regels eens zijn. Regels over stil worden, luisteren naar elkaar,
omgaan met spullen. Na tien minuten zullen ze de regels zijn vergeten. Dan maken
ze weer teveel herrie. Dan zal ik ze alles laten opruimen, keyboards, gitaren,
alles. Ik zal erg streng kijken en hen aan de regels herinneren terwijl ze met
de armen over elkaar zitten. Als het lukt, gaan we daarna een gezellige tijd
tegemoet, als het niet lukt, of half, dan wordt het een gevecht.
Dit is het echte, ambachtelijke leraarswerk.
Als de bel gaat is al het bovenstaande gebeurd, en meer. Ze
hebben een lesje drummen-op-de-tafel gehad, gezongen, gespeeld. En het klonk
goed. Na afloop vraagt de jonge pianist netjes of hij nog even mag spelen. Dat
mag. De lummels vragen of ze nog even mogen drummen. Dat mag niet. Ik zeg dat
ze eerst moeten oefenen, thuis, met twee potloden.
‘Wat een leuke les was dit,’ zegt een meisje in het weggaan.
Ik zeg haar gedag. Ik loop naar de koffiekamer, met de
lichte tred van een artiest na een geslaagd optreden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten