Op een gewone doordeweekse middag zit ik met mijn vrouw in
de bioscoop. Het is vakantie, dus wij hoeven ons hier niet schuldig over te
voelen. Het is een Zweedse film. Wij hoeven ons dus ook niet te schamen. Desondanks
zit ik zover mogelijk weggezakt in het pluche en voel ik me betrapt wanneer ik
vlak voor het licht zal dimmen een damesstem hoor zeggen: ‘Hé hallo Gerwin.’
Ik kijk in het gezicht van een jonge vrouw. ‘Hallo,’ zeg ik
neutraal. Ze hoort waarschijnlijk dat er geen enkele herkenning in dat ‘hallo’
van mij besloten ligt. Ik sta op, kom lachend dichterbij. Die toenadering is
een risico, want als herkenning uitblijft sta ik in mijn hemd. Nu sta ik vlak
voor haar. Ze is klein van stuk, krullend donker haar, mooie heldere ogen. Die
ogen ken ik. De rimpeltjes eromheen niet, nee die heb ik nooit eerder gezien.
‘Je weet het niet meer hè?’ zegt ze. ‘Ach, één van al die
duizenden, dat is ook niet gek.’
De manier waarop ze intoneert, die ogen, de vriendelijke
afstandelijkheid. Als een flits komt het binnen. Veertien jaar ouder, en toch
dezelfde.
‘Nee hoor,’ zeg ik. ‘Suzanne. Speel je nog dwarsfluit?’
Ze lacht en trekt dan een frons. Nee, ze speelt geen fluit
meer, maar ze zingt wel. Ze is orthopedagoge, en vliegt de hele wereld
over om haar kennis te delen. Het gaat goed met haar.
‘En jij?’ vraagt ze. ‘Nog steeds op het Rijnlands?’
Ik vind het meestal wel leuk om oud-leerlingen tegen te
komen. Die van vroeger tutoyeren me, de jongere jaargangen zeggen u. De
kletspraatjes die je met ze hebt verlopen volgens een vast patroon waarin, als
je goed kijkt, een zekere schoonheid schuilt. Met hen gaat het eigenlijk altijd
goed, ze vertellen over hun studie of loopbaan, over hun successen, en
tenslotte vragen ze of ik nog steeds op het Rijnlands werk.
Ik stel ze niet
teleur, want ja, ik werk er nog.
Bij mij blijft alles hetzelfde, ik beweeg
niet, ik ben een piketpaaltje, zij groeien en vliegen alle kanten op. Zo moet
het zijn, dat is om één of andere reden belangrijk.
De meest onverwachte ontmoeting met een oud-leerling staat op
naam van Thijs. Thijs, mijn buitencategorie-ADHD’er die enkele jaren geleden zonder
diploma van school was gestuiterd. Thijs stond ineens voor mijn deur, hij had
een rode jas aan van het Diabetesfonds en een bonnenboekje in zijn hand.
‘Meneer van der Werf! Woont u hier?’
Ik vroeg hoe het met hem ging. Hij vertelde hoe hij aan een
havo-diploma was gekomen, en dat alles goed ging, beter dan ooit. Hij studeerde
iets. Daarna vroeg hij of ik nog op het Rijnlands werkte. ‘Natuurlijk,’ zei ik.
‘Wat goed. U was mijn favoriete mentor!’
Sedertdien ben ik lid van het Diabetesfonds.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten