Heel 4-havo moest mijn boek lezen, mijn tweede roman ‘Wild’.
Dit hadden de leraren en leraressen Nederlands bedacht, ze gingen er zelfs een
proefwerk over geven dat voor het examen meetelde. Meetellen voor het examen,
dat is de grootst denkbare eer voor een schrijver.
In alle klassen gaf ik voor
de aardigheid een gastles. De havisten vroegen of het bos dat ik beschrijf echt
bestond, en het dorpje, en de mensen, en of er dingen echt gebeurd waren. Ik
zei dat ik alles had verzonnen, en op een of andere manier schaamde ik mij
daarvoor.
‘Ik vind het wel een heel raar boek,’ zei een meisje
achterin.
Volgens optimisten is het literatuuronderwijs niet dood, het
ruikt alleen maar een beetje vreemd. Kun je nagaan wat de pessimisten vinden.
Iedereen klaagt over de staat van het literatuuronderwijs, en dat al tientallen
jaren. In onderzoeken gebruikt men woorden als ‘leesattitude’ en ‘leeszwakke
leerlingen’. Van zulke woorden ga ik stil in een hoekje zitten huilen.
In het licht daarvan moet je onderstaande gebeurtenissen misschien
een wonder noemen.
De dag voor het proefwerk literatuur hing een plukje jongens
in de hal. Eén maakte zich los uit het plukje. Hij kwam dreigend op me af.
‘M’neer, ik heb een vraag over uw boek. Zitten er open
plekken in?’
Ik stamelde dat ik niet wist wat hij bedoelde. Hij legde het
korzelig uit. Intussen had een groepje meisjes zich aangesloten.
‘M’neer, wat is het thema en het motief?’
‘M’neer, wat is er met de vader gebeurd?’
‘M’neer, wat bedoelt u met dat konijn? Waarom gaat dat
konijn dood?’
Op niet alle vragen wist ik direct een antwoord.
‘M’neer er staat twee keer ‘hoofdstuk 35’ in. Heeft u daar
een bedoeling mee?’
Ik zei dat het een drukfout was.
‘O, ik heb ook een drukfout gezien!’ riep een meisje. Ze wees
de drukfout aan.
De dag van het proefwerk was het nog drukker. Havisten stonden
te dringen voor de koffiekamer, allen moesten mij wat vragen. Annet, mentor van
4 havo, vertelde dat er whatsapp-groepjes waren rond het boek. Ze liet het
zien. Honderden appjes over motieven, vertelsituatie en open plekken. De
laatste die ik las: ‘Nou, ze kunnen niet zeggen dat we niet met dat boek bezig
zijn!’
Over een paar dagen, als de cijfers bekend zijn, verwacht ik
opnieuw ophef. Alle onvoldoendes zijn natuurlijk mijn schuld (‘Hij wist zelf ook
geen open plekken!’). Tot die tijd geniet ik van het idee dat het
literatuuronderwijs even springlevend was. Een wonder? Ik denk het niet, ik
denk dat het overal kan. Kies een boek uit dat iedereen moet lezen, nodig de
schrijver uit en boven alles: laat hem een dagje rondhangen in de gangen, liefst
vlak voor het proefwerk. Goud!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten