Groeten is iemand ‘als mens herkennen’. Dit heb ik iemand die zulke dingen weet een keer horen beweren. Als het waar is ben ik vanochtend tussen kwart over acht en half negen door vijf personen als mens herkend. Ik bevond mij op het schoolplein en joeg mijn kinderen de school in. Vijf ouders groetten mij, of ik groette hen, dat weet ik niet meer. Vijf, dat vind ik niet heel veel. Je kan ook zeggen dat er driehonderd mij negeerden, of mij als slingeraap of als grotsalamander herkenden, maar dat zou een erg narcistische redenering zijn. Het negeren was tamelijk wederzijds, en je kan ook niet aan de gang blijven.
Ik bedacht ooit een variant waarvan ik toentertijd vermoedde dat-ie beter klopte: groeten is laten weten dat je iemand niet zal vermoorden, althans niet vandaag, althans niet nu ter plekke. Het lijkt aartssomber, maar dat is het helemaal niet. Het is zelfs een buitengewoon optimistische variant. Een stuk geruststellender ook dan dat ‘als mens herkennen’, want er zijn genoeg lui die mij als mens herkennen, maar die mij evengoed zouden kunnen vermoorden. Misschien zouden ze het zelfs wel graag willen. De schooldirecteur groet overigens iedereen bij de deur. Iedere dag. Hij heeft veel vijanden.
Als ik deze theorie verder doorvoer, moet ik vaststellen dat er heel wat mensen zijn die grotere overlevingskansen hebben dan ik. Een paar kekke moedermeisjes groet wel dertig keer tijdens dat loopje van het hek naar de schoolpoort. De één wordt een knikje gegund, de ander omhelsd. Ze lopen echt te flaneren, op de catwalk van rubberen veiligheidstegels. Als ze uitbundig de tijd voor je nemen willen ze met je naar bed. Dit heb ik van horen zeggen. De directeur geven ze een vriendschappelijk likje over zijn gezicht. Hun kinderen komen verder in de wereld, dat staat vast. Ik ben nog nooit omhelsd op het schoolplein en van uitbundig gedoe wordt ik nerveus. Het is het me niet waard ook. Ik groet waar dat gewenst is, en kijk verder recht vooruit, naar mijn wekelijkse dag van eenzaamheid, de dag waar ik zo naar kan verlangen.
Ik ben graag alleen, maar vermaken doe ik mij zelden. Alleen zijn is voor mij een soort kermisattractie die je niet bijzonder leuk vindt, maar waar je toch steeds weer in wilt. Alleen zijn is het spookhuis. Ik ga lekker in zo’n gondeltje zitten en groet al mijn angsten. Ik wacht op het hoogtepunt: het moment dat de onbekende en onzichtbare spookhuismedewerker zijn hand in mijn nek legt. Nee, het is niet eng. Die hand knijpt je keel niet dicht, die hand doet niets. Hij laat weten mij niet te zullen vermoorden. Het is een heel kort moment, en het geeft veel troost. Ik ontspan, Wees niemand tot last, gebiedt de hand, wees geen bron van ergernis, voel je gesteund, en ga als de donder aan de slag, want alleen als je werkt kan je met jezelf leven. De hand verdwijnt in het donker, zonder te groeten.
Een koele hand in de nek. Dat ga ik morgen op het schoolplein proberen. Een hand die de ander als mens herkent. Ik begin met de directeur. Als dat geen nieuwe trend wordt.
Ja met een groet van de open hand laat je zien dat je ongewapend ben! Zoiets als de reflex van Moro bij pasgeboren baby's. Mooie bespiegeling!
BeantwoordenVerwijderenMooi!
BeantwoordenVerwijderenKoos
Iemand begroeten die je kent, is in (zuidelijke)culturen een teken van beschaving. Het groeten van bekende op de schoolplein is bijna een onmogelijke taak. Je zou een dubbelganger mee moeten nemen iedere dag of het willen aanpakken als de schooldirecteur.
BeantwoordenVerwijderenDus misschien kan de koele hand enig perspectief bieden (!)
Elvira
Elvira ik ken scholen waar leerlingen iedere morgen bij het binnenkomen van de klas met een handdruk van de onderwijzer(es) begroet worden.
BeantwoordenVerwijderenlowlying