Het gesprek tussen Werner en mijn zus had een zakelijke wending genomen, het ging over Yvettte’s nering, ze had er nog nauwelijks over nagedacht. Dat had ik wel verwacht. Tussen droom en daad zit geld in de weg, en het vooruitzicht op een hoop gezwoeg. Het is een plek waar mijn zus haar gezichtje liever niet laat zien. Werner daarentegen kan buitengewoon praktisch zijn ingesteld, en gedreven. Als er iets is dat hem drijft, zeg maar.
“Heb je startkapitaal?” zei hij.
“Ach, ik heb nog wat eigen geld” zei mijn zus, “ik denk dat ik uiteindelijk nog zo’n slordige duizend nodig zal hebben.”
Ze keek mij aan, ze lachte. Duizend euro, dat had ik niet, en zeker geen slordige. Ik zou zelf geld moeten lenen om het haar te kunnen geven. Geen haar op mijn hoofd!
“Weet je wat?” zei Werner, “je verkoopt wat Sauternes van mij. Wijnhandel, marktplaats punt en l, veiling, zie maar. Vier flessen uit 1959! Kijk maar wat je ervoor vraagt. Maar niet minder dan negenhonderd per fles! Het geld stop je in je bedrijfje. Ik kom ze morgen bij je thuis bezorgen. Ben je er morgenavond, uurtje of negen? Wacht, je moet ze zien, ik ga ze even halen!”
Werner haastte zich naar zijn wijnkasten. De kamerdeur viel hard achter hem dicht. Ditmaal trilden de ijslepeltjes. Ik moest handelen, en ik moest het nu doen.
“Wat een onzin allemaal, Yvette” fluisterde ik toen hij de deur uit was, “en zo onpraktisch ook, je hoeft toch niet met zijn wijn te leuren! Luister, ik leen je dat geld. Duizend. Niks aan de hand. Je hebt het morgen.”
Werner zwaaide de kamerdeur alweer open. Hij droeg de kostbare fles in twee handen, als duwde hij een zuigeling tegen zijn borst.
“Château d’Yquem!” zei Werner, “Morgen! Ik doe er drie netjes in een kist. En die vierde fles drinken we dan samen op! Je moet toch weten wat je verkoopt? Morgen dus?”
Mijn zus keek mij aan.
“Lieverd” zei ze tegen mij, “ik vind het een reuze idee van die Sauternes. Wat jij?”
Ze wachtte niet op mijn antwoord.
“Ik doe het!” riep ze, “leve Sauternes! Château d’Yquem!”
Ze stond op, boog voorover en gaf mij een kus op de wang. Werner gaf haar de fles, klapte in zijn handen, liep naar mij toe en streelde mijn haar. Hij gaf mij ook een zoen, op mijn voorhoofd. “Je bent inderdaad een lieverd” zei hij. In zijn warme adem rook ik nobele rotting, maar het kon ook mijn eigen adem zijn.
Mooi hoor! En heel wat geleerd!
BeantwoordenVerwijderen