Dick Swaab is hersenonderzoeker. Daarnaast is hij succesauteur en een gelukkig mens. Vermoed ik. Een gewaardeerd mens is immers een gelukkig mens. Toch is het succes van zijn boek “Wij zijn ons brein” als je het mij vraagt niet louter te danken aan het feit dat het een goed boek is. Ik weet bijna zeker dat de Swaabs niet aan te slepen zijn omdat men er een zoekjezelfboek in ziet. De titel geeft namelijk een uiterst eenvoudig antwoord op de uiterst moeilijke vraag “Wie ben ik?” In het boek staat hoe het brein werkt, dus wie het leest weet wie hij is, en waarom hij een volslagen idioot is. Soms. Vaak. Dit is overigens precies wat ik hoop te weten te komen wanneer ik een boek opensla, welk boek dan ook.
Er staat een aardig hoofdstuk in Swaabs boek over het puberbrein. Pubers hebben een nog niet ontwikkelde prefrontale cortex. Ze kunnen niet plannen. Ze missen morele kaders. Nieuw is het eigenlijk niet, er bestaat al een boek over het puberbrein, met daarin globaal dezelfde inzichten als Swaab, alleen is dat boek van jongerenwerkers en niet van een neurowetenschapper. Neurobiologie is hot, en Swaab is haar profeet.
Ik liet leerlingen uit mijn 4e klas het hoofdstuk over het puberbrein lezen. Ik zei “het gaat over jullie, vertel me wat je ervan vindt.” Dat laatste zei ik erbij omdat ik weet dat je pubers altijd moet vragen wat ze ervan vinden. Ze voelen zich dan gekend en gewaardeerd. En een gewaardeerde puber is een... enz. Ze vonden ze helemaal niets! En niet eens uit luiheid, zo leek het. “Kom op” riep ik, “je vrije wil is in het geding! Je laat je wegzetten als een hoopje muitende hormonen in een beperkt brein?” “Als het zo is, dan is het zo,” zei ‘r één.
Ik had verwacht: een puber op een onrijp brein wijzen is net zo riskant als je vrouw vragen of ze ongesteld is, nadat ze een sokkenbolletje naar je kop heeft gesmeten, vergezeld van de mededeling dat je voortaan zelf links en rechts maar bij elkaar zoekt. Wie zo roekeloos is kan alvast bukken voor de strijkbout. Begrijp me niet verkeerd, ik strijk zelf, en ik heb enkel linkersokken. Hoe dan ook, de soevereiniteit van Swaab in het hol van de leeuw was opmerkelijk. Of hadden de pubers een "wie dit leest is gek"-ervaring? Als je het hebt gelezen is het al te laat. Verweer is zinloos. Als het zo is, dan is het maar zo.
Jammer genoeg eindigt Swaab het hoofdstuk met een belegen dooddoener: “Het is een geruststellend idee voor ouders dat er een einde zal komen aan het pubergedrag.” Ten slotte stelt hij dat het ondraaglijk moet zijn voor leraren dat er voor iedere puber die zich eindelijk gaat gedragen een jonge, verse puber binnenkomt. “Voor hen houdt het nooit op.” Nou Herr Doktor Swaab, welkom in de grotemensenwereld, waarin leraren almaar lesgeven, politiemensen boeven vangen, dokters mensen beter maken, bejaardenverzorgers oudjes verzorgen ook al blazen ze bij bosjes de kraaienmars, waarin loodgieters lood gieten (als het hen behaagt te komen opdagen) en een ieder het zijne bijdraagt aan de grote onbegrijpelijkheid der dingen opdat het leven zijn eindeloze en tragische gang kan gaan. Dr. Swaab, ga verder met uw hersenonderzoek, ik wacht met spanning op nadere verklaringen voor mijn doodnormale dagelijkse waanzin.
Overigens moet iedereen dit boek lezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten